De toekomst van de grensoverschrijdende samenwerking: ‘Waarom geen Frans-Belgisch verdrag?’
Meer grensoverschrijdende samenwerking: het is de wens van diverse spelers in Noord-Frankrijk én Belgisch-Vlaanderen. Maar hoe krijg je die georganiseerd? ‘De bestuursinfrastructuren zijn te complex’, klinkt het aan weerskanten van de grens. ‘Ontmoetingen zijn essentieel.’
“Eerlijk, wie had zich kunnen inbeelden dat we onze grens met betonblokken zouden afsluiten? En daarna een heropeningsceremonie. Nooit had ik gedacht zoiets mee te maken.” Tijdens de eerste golf van de Covid-19-gezondheidscrisis ging de Frans-Belgische grens gedurende enkele maanden dicht. Drie jaar na de feiten, en dertig jaar nadat de Europese grenzen waren opengegaan, kunnen ze het nog steeds niet geloven, de verkozenen die het gewend zijn om aan beide kanten van de grens te werken… “In ons grensgebied hebben we een gemeenschappelijke cultuur”, zegt Christine Gilloots, vicevoorzitter van de agglomeratie Duinkerke en burgemeester van Bray-Dunes (de noordelijkste stad van Frankrijk, gejumeleerd met De Panne, net over de grens). “Tijdens de pandemie hebben we gezien hoe kwetsbaar zoiets kan zijn.”
De Europese Groepering voor Territoriale Samenwerking (EGTS), met veertien Franse en Belgische (Waalse en Vlaamse) overheidspartners, bundelt tal van competenties met betrekking tot actie in het veld. De Eurometropool Lille-Kortrijk-Tournai verenigt Franse en Belgische drijvende krachten van het gebied (verkozen politici, instellingen, openbare diensten en het maatschappelijk middenveld, bedrijfsleiders, verenigingen, vakbonden, studenten, kunstenaars…). Via deze samenwerking kunnen ze handelen op het terrein en sneller concrete resultaten boeken waar alle burgers van het Frans-Belgische grondgebied baat bij hebben.
Nu, achteraf gezien was er toch ook een positieve kant aan die kwetsbaarheid. Politici en instellingen werden gedwongen om te reageren toen de vrijheid van verkeer abrupt werd stopgezet. “Dankzij de kwaliteit van onze netwerken en onze banden met de Belgen, hebben we heel snel oplossingen en nieuwe antwoorden gevonden”, zegt Sylvie Labadens, afgevaardigd adviseur voor internationale betrekkingen in het Departement Nord. “Met covid werd duidelijk dat er aan weerskanten van de grens onvoldoende informatie was over de gezondheidsvoorschriften”, klinkt het bij Loïc Delhuvenne, directeur van het agentschap Eurometropool Lille-Kortrijk-Tournai. “Ons agentschap heeft die informatie toen verspreid. En zo kwamen we tot het besef dat bepaalde grensaspecten opnieuw moesten uitgelegd worden. Wat dat betreft heeft covid zeker een katalyserende rol gespeeld.”
Christine Gilloots: ‘In ons grensgebied hebben we een gemeenschappelijke cultuur’
De coronacrisis en de gevolgen ervan hadden de grensoverschrijdende samenwerking aan het wankelen kunnen brengen, maar dat was niet het geval. De verkozenen die we interviewden zijn ervan overtuigd dat de samenwerking nog verder moet gaan (van Martine Aubry, voorzitter van de Eurometropool, en Jan Jambon, minister-president van de Vlaamse regering, kregen we geen reactie). In wat volgt lezen we hoe aan Vlaamse kant tegen deze samenwerking wordt aangekeken.
“We zijn buren. Er is geen materiële grens maar wel een administratieve en juridische, zeker als het gaat over grensoverschrijdende tewerkstelling”, zegt Elien Declercq, verantwoordelijke voor het beleid Noord-Frankrijk bij de provincie West-Vlaanderen. Ze wijst er ook op dat grensoverschrijdende samenwerking zich niet beperkt tot de meest nabije buren. Met de Pas-de-Calais wordt bijvoorbeeld samengewerkt voor de promotie van herdenkingscircuits rond WO I.
François Decoster is burgemeester van Saint-Omer en, op regionaal niveau, vicevoorzitter van de regio Hauts-de-France, belast met internationale betrekkingen. Hij geeft dit voorbeeld: “Ondanks het feit dat onze gebieden geografisch dicht bij elkaar liggen, dat uitwisseling gemakkelijk is en dat we een gedeelde historische en taalkundige achtergrond hebben, toch hebben we niet het niveau van samenwerking dat verwacht mag worden. Dat blijkt het duidelijkst uit het taalonderwijs: terwijl in Straatsburg 98 procenet van de leerlingen Duits leert op de lagere school, is het percentage hier minder dan 1 procent voor het Nederlands! Dat wijst duidelijk op een afstand, ondanks de frequente contacten en het gemak waarmee die gelegd worden.”
Cultuur leent zich goed
Welke voorbeelden zijn er van interessante lopende samenwerkingen over de grens heen? Als antwoord op deze vraag citeren alle gesprekspartners spontaan evenementen rond cultuur, en eventueel sport en toerisme. Daarbij moeten ze toegeven dat samenwerking in andere sectoren weliswaar bestaat, maar minder vanzelfsprekend is.
“Elke verkozene heeft al veel bezigheden in eigen land”, zegt Christof Dejaegher. Hij is burgemeester van Poperinge en levert grote inspanningen om samen te werken met de Franse gemeenten. “Voor grensoverschrijdende acties moet je dus altijd snel win-winpunten vinden. Bij cultuur, toerisme en sport lukt dat vaak heel vlot, maar bij economie is dat veel moeilijker.” Cultuur leent zich ook uitstekend om met grensoverschrijdende samenwerking te experimenteren of om ze te promoten, zegt Sylvie Labadens van het departement Nord: “Cultuur is ideaal om alle categorieën en leeftijden van de bevolking te bereiken, hen te betrekken… Cultuur overstijgt de grenzen. Werken aan een gemeenschappelijke cultuur betekent de facto ook werken aan een gevoel van samenhorigheid.”
Christophe Dejaegher: ‘Voor grensoverschrijdende acties moet je altijd snel win-winpunten vinden’
Wat beter kan
Hoe kan grensoverschrijdende samenwerking de komende jaren worden verbeterd? De eerste werkpiste ligt voor de hand: taal! In de regio Duinkerke subsidieert de Stedelijke Gemeenschap onderhand taalworkshops die door de gemeenten worden georganiseerd. Maar het probleem zijn niet allen de Fransen en hun achterstand bij het leren van het Nederlands. Ook in België is het geboden waakzaam te blijven: “De meeste Nederlandstalige Belgen spreken inderdaad een mondje Frans omdat ze dat op school hebben geleerd. Maar de jongste generatie is veel meer beïnvloed door de Angelsaksische cultuur. Voor hen is Frans spreken moeilijker”, zegt Christof Dejaegher. “En toch denk ik dat Frans kennen in Poperinge belangrijker is dan Engels!”
Dejaegher meent dat het taalonderwijs, met taalcursussen aan weerskanten van de grens, pas in een stroomversnelling kan komen als de huidige administratieve barrières en de zo ongenaakbare nationale leerplannen worden aangepast: “Voor dat fundamentele aspect zouden we in grensgebieden experimentele schoolprojecten moeten kunnen opzetten.”
© LAMPA
Al snel komt ook mobiliteit naar voren als een essentieel punt in de ontwikkeling van een echte grensoverschrijdende cultuur. Op dat vlak laat de huidige situatie duidelijk te wensen over. “Van alle grensoverschrijdende verplaatsingen in de Eurometropool wordt slechts 5 procent met het openbaar vervoer afgelegd. Er is dus echt een probleem”, zegt Loïc Delhuvenne.
Momenteel lopen er een aantal projecten om buslijnen te ontwikkelen. De lijn Ieper-Armentières wordt getest, terwijl de lijn Poperinge-Hazebrouck op het moment van schrijven nog steeds op zich laat wachten, met een jaar vertraging op de oorspronkelijke planning. Poperinge-Hazebrouck, een lijn die Poperinge verbindt met het Franse TGV-net, illustreert duidelijk welke moeilijkheden er kunnen rijzen bij zo’n grensoverschrijdende samenwerking. Ze schuilen vaak in details. Zo moeten de bussen op deze lijn uitgerust zijn met veiligheidsgordels omdat hij in Frankrijk onder de categorie landelijke lijnen valt (in tegenstelling tot Ieper-Armentières). Maar in België zijn veiligheidsgordels niet verplicht. Begin januari 2023 verklaarde de burgemeester van Veurne (verantwoordelijk voor het project dat in het eerste jaar door de provincie West-Vlaanderen wordt gefinancierd) aan het dagblad La Voix du Nord, dat “er momenteel een Belgische operator wordt gezocht die beschikt over een bus met veiligheidsgordels, zodat de verbinding vanaf 1 juli 2023 dagelijks kan functioneren”.
“Mobiliteit is dé uitdaging in de grensstreek”, beaamt Elien Declercq. “Het is een sleutelaspect met impact op toerisme, werkgelegenheid, winkelen, vorming… Maar de tarifering en wetgeving maken het een complex thema. Dat heeft vooral te maken met de verschillende bevoegdheidsniveaus in beide landen, en het feit dat de verantwoordelijke instellingen heel verschillend kunnen functioneren.”
Mobiliteit is dé uitdaging in de grensstreek (Elien Declercq)
De bedenking van Elien Declercq illustreert een probleem dat onze gesprekspartners in de nabije toekomst graag zouden zien verdwijnen, of op zijn minst zien afnemen: de bestuursinfrastructuren zijn te complex. Voor een project zoals de omvorming van de voormalige grenspost van Callicanes (tussen Godewaersvelde en Poperinge) moet je rekening houden met de provincie West-Vlaanderen, de vereniging Regionaal Landschap Westhoek, de gemeenten Godewaersvelde en Poperinge, het agentschap voor ruimtelijke ordening en ontwikkeling van de streek Saint-Omer-Flandre intérieure, de Gemeenschap van gemeenten van Flandre intérieure… Wijs raken uit het kluwen van partners is niet altijd eenvoudig. Zeker wanneer de besluitvormingsniveaus aan weerskanten van de grens verschillend zijn. Daarbij moet je ook rekening houden met een zeker gebrek aan kennis: “De Belgen zijn over het algemeen beter vertrouwd met de Franse infrastructuren dan omgekeerd. Misschien moeten de Fransen wat meer moeite doen”, lacht de burgemeester van Poperinge.
Sommigen stellen daarom voor om andere niveaus of instanties te creëren en zo het dossierbeheer te vergemakkelijken. “De departementen en provincies kunnen niet alles regelen”, zegt Sylvie Labadens van het departement Nord. “Waarom geen Frans-Belgisch verdrag of de oprichting van een overlegcommissie? De Frans-Belgische grensoverschrijdende samenwerking verbeteren is vooral een kwestie van bestuursinfrastructuur, zodat uitwisselingen beter gecoördineerd kunnen worden en vlotter kunnen verlopen.”
Volgens Christof Dejaegher zou dit hoger niveau een soort internationale zone kunnen zijn, met een specifieke eigen wetgeving. Dat zou ook de verdienste hebben om grensoverschrijdende territoriale concurrentie te verminderen. “Als een groot bedrijf zich wil vestigen tussen Poperinge en Hazebrouck, wil elk land daarvan profiteren, dat is logisch. Een internationale zone, met specifieke regels, zou dit soort vestigingen kunnen vergemakkelijken.”
Sylvie Labadens: ‘Cultuur is ideaal om alle categorieën en leeftijden van de bevolking te bereiken, hen te betrekken’
Zo’n “vereenvoudigingsschok” – een concept dat de Franse regering enkele jaren geleden lanceerde – zou ook positief zijn voor de eindgebruikers. Zij hebben soms het gevoel tegen een muur aan te botsen zodra er meer in het spel is dan simpelweg winkelen aan de overkant van de grens.
Loïc Delhuvenne van de Eurometropool is bijvoorbeeld voorstander van Frans-Belgische structuren naar het model van de France Services-diensten. Er is nood aan plaatsen waar zowel Fransen als Belgen terechtkunnen met alle administratieve en juridische problemen die zich stellen bij pakweg een job, een verhuis of een opleiding aan de andere kant van de grens. “Dat is eigenlijk een noodzaak, in deze specifieke context waar er nog steeds grote administratieve obstakels zijn.”
Grensoverschrijdende uitdagingen sluiten overigens perfect aan bij de mondiale issues van de eenentwintigste eeuw. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het belang dat wordt gehecht aan het milieu. Dit thema kwam in een stroomversnelling naar aanleiding van het industrieel ongeval bij Tereos, in Escaudœuvres, waarbij de Schelde tot in België vervuild raakte. “De afgelopen jaren is het bewustzijn rond water sterk toegenomen. Het gaat hier om een gedeelde ruimte die beter bestudeerd en beschermd moet worden”, zegt Loïc Delhuvenne.
Loïc Delhuvenne: ‘Van alle grensoverschrijdende verplaatsingen in de Eurometropool wordt slechts 5% met het openbaar vervoer afgelegd. Er is dus echt een probleem’
Ook voor Elien Declercq betreft het hier een inspanning die moet worden opgevoerd: “Lucht- en watervervuiling, landschapsbeheer, het zijn belangrijke thema’s waar rekening mee moet worden gehouden en waar we oplossingen voor moeten vinden. Op dat vlak zijn er geen grenzen.” Declercq noemt het voorbeeld van het Franse deel van de Moeren (Les Moëres), een gebied dat vaak blank staat. Over deze grensoverschrijdende kanalen dateert het laatste akkoord met de Belgische staat van 1890! “In het kader van het Mageteaux-project hebben we dit akkoord herzien. Er werd een afwateringssysteem gebouwd met een pompstation in Vlaanderen en een afsluiter bij de ‘Quatre-Écluses’ in Duinkerke.”
Dit is een voorbeeld van een type grensoverschrijdende samenwerking waar echt nood aan is. Ze zijn nodig voor het landschapsbeheer in de bekkens van de IJzer, de Leie en de Vlaamse Heuvels, allemaal bekkens die Frankrijk en België delen. Een gelijkaardige problematiek kent de burgemeester van Bray-Dunes, Christine Gilloots, in een ander gebied: “Onze duinen worden geklasseerd als Grand site de France, maar ze lopen verder in België. Ook hier is samenwerking noodzakelijk.”
Werkgewoontes en ontmoetingen
Volgens de meeste gesprekspartners moet de grensoverschrijdende samenwerking naar een hoger niveau worden getild door uitbreiding naar alle domeinen. Dat is ook de mening van François Decoster, voor de regio Hauts-de-France: “Voor deze ambtstermijn (die in 2021 begon, NM) heb ik voorgesteld om de internationale strategie te doen evolueren naar meer samenwerking met onze buren, niet alleen met België, maar ook met de Engelsen, de Nederlanders en de Duitsers. We hebben in alle sectoren gewoontes nodig.”
“Het komt er dus ook op aan dat de hele regionale uitvoerende macht het belang van het grensoverschrijdende gaat inzien. Het is belangrijk dat dit aspect geïntegreerd wordt in om het even welke politieke actie, zowel in de denkoefening errond als in de manier waarop de actie er een concreet effect kan op hebben. Dit kan in alle domeinen: gezondheid, economie… Neem de economie. In de streek van Saint-Omer ligt het exportcijfer van onze KMO’s, met uitzondering van Arc International, onder het nationale gemiddelde. Internationalisering is dus essentieel: we hebben de Belgische markt naast de deur en de Nederlandse markt in het verlengde daarvan. Het is misschien zinvoller om met deze landen samen te werken dan met gebieden aan de andere kant van Frankrijk. Maar door het verschil in taal, cultuur en organisatie nemen de ondernemers minder initiatief. Het is aan ons om hen te begeleiden. Aan het einde van mijn termijn als vicevoorzitter van de Regionale Raad zal dit soort samenwerking hopelijk vanzelfsprekender zijn.”
François Decoster: ‘Het komt erop aan dat de hele regionale uitvoerende macht het belang van het grensoverschrijdende gaat inzien’
Om samenwerking tot alle beleidsterreinen te laten doordringen moet er ook een basisprincipe gerespecteerd worden: er moeten banden zijn tussen de verkozenen. En als die er al zouden zijn, bijvoorbeeld met regelmatige bijeenkomsten, dan moeten ze worden versterkt. “De banden tussen de verkozenen zijn kapitaal in een grensoverschrijdende context. Het is dankzij die banden dat dingen kunnen gebeuren”, zegt Elien Declercq. Ze benadrukt dat het gaat hier om een permanente inspanning die voortdurend vernieuwd moet worden, in functie van de verkiezingsresultaten aan beide kanten van de grens. “Ontmoetingen zijn essentieel”, zegt ook Christof Dejaegher, die eveneens voorzitter is van de Provinciale Raad van West-Vlaanderen. “Een goede buur is beter dan een verre vriend”, zegt hij.